Stemrecht in 1927
Met de invoering in Nederland van het algemeen stemrecht, was ook de stemplicht ingevoerd. Iedere stemgerechtigde was verplicht zich bij het stembureau te melden, ook al had men geen idee op wie men zijn/haar stem moest uitbrengen. Wie niet kwam opdagen en geen goed excuus had, kreeg van de kantonrechter een boete. Van de kiezers maakte 6,6% het stembiljet ongeldig, voor een deel door op het stembiljet leuzen te schrijven over de annexatie van Schoten. Ook werd vaak op de laatste kandidaat van de laatste lijst gestemd. Mede daardoor kwam in 1927 George Oversteegen in de Raad. Bij de annexatie van Schoten in 1927 was de anarchist van de Slaperdijk gedwongen ingezetene van Haarlem geworden. Uit verzet tegen de stemdwang richtte Oversteegen in 1927 met zijn vader en anderen de Anti Stemdwangpartij op, waarmee ze aan de Haarlemse Raadsverkiezingen meededen. De campagne was ludiek en op vergaderingen werd zingend het woord gevoerd. In de wandelgangen werd de partij genoemd: de Rapaljepartij. Tot ieders verrassing werd Oversteegen met 1012 stemmen gekozen. Bij de raadsinstallatie zou Oversteegen te paard komen, maar vanwege alle opwinding durfde de eigenaar van het paard het niet aan, uit vrees voor het lot, dat het dier mogelijk zou ondergaan. Oversteegen verscheen nu met hoge hoed en klompen maar door de grote menigte, die zich had verzameld, zag hij geen kans het stadhuis van Haarlem te bereiken.